Paragrafen

Risicomanagement en weerstandsvermogen

Hieronder worden de belangrijkste gemeentebrede risico’s (met hoogste invloed% en risicoscore) in de Top 15 toegelicht, die samen ongeveer 75% uitmaken van de totale omvang van de benodigde weerstandscapaciteit van
€ 33 miljoen voor het gemeentebrede risicoprofiel.

Er wordt een onderverdeling gemaakt van de belangrijke risico's per programma en portefeuilleonderdeel:

Risicogebeurtenis

Kans

Geld

Geld (Max)

Risico score

Invloed (%)

Gewijzigd t.o.v. Begroting 2023

Bedrijfsvoering

De begroting van de BVO De Connectie kent een aantal onzekerheden dat een risico vormt:
-Grote projecten zoals de investeringen in de ICT infrastructuur, informatieveiligheid en privacy leiden mogelijk tot meerkosten (maximaal financieel gevolg € 300.000);
-Frictie: risico op frictiekosten als gevolg van: boventalligheid; wegvallen dienstverlening aan De Connectie; afbouw formatie door harmonisering. (maximaal financieel gevolg € 350.000);
-Overige risico's die samenhangen met de Connectie (maximaal financieel gevolg € 3.200.000);
-Het risico bestaat dat als de kwaliteit van de uitvoering daalt, dit onvoldoende tijdig wordt gesignaleerd met mogelijke financiële consequenties (meerkosten als gevolg van maat- en meerwerk) tot gevolg.

Automatisering

Het risico op phishingmails, ransomware, gehackt worden en datalekken bij het verstrekken van gegevens. Naast financiële schade is er kans op imago schade. Op basis van ervaringen en bijbehorende impact bij andere organisaties is het opgenomen risicobedrag verhoogd.

Financiën

De gemeente Arnhem verstrekt leningen aan gelieerde instellingen ten behoeve van het realiseren van activiteiten die nauw grenzen aan het gemeentelijke beleid. Het risico is aanwezig dat deze instellingen niet aan hun contractuele verplichtingen kunnen voldoen.

Mobiliteit ontwikkeling

Op dit moment krijgt de gemeente Arnhem een jaarlijkse vergoeding voor de trolley gerelateerde kosten binnen de huidige OV-concessie afspraken. Het aanbesteden van de nieuwe OV-concessie is uitgesteld tot 2024. Voor de periode 2022-december 2024 en december 2024-juni 2026 werkt de provincie met een noodconcessie. De jaarlijkse vergoeding van € 1,5 miljoen van de provincie is tijdens de noodconcessies gecontinueerd. Voor de nieuwe concessieperiode vanaf juni 2026 zullen in voorjaar 2024 nieuwe afspraken gemaakt worden met de provincie.

Er bestaat het risico van nieuwe OV-concessie door de Provincie. Vraag is of de Provincie wil meegaan in het in stand houden van Arnhem Trolleystad. Het gaat hier om de OV-concessie periode 2026-2036. Kans is erg klein maar mogelijk zou Arnhem met kosten van afbouw trolleynet te maken kunnen krijgen. De kosten van afbouw trolleynet kunnen oplopen tot € 10 miljoen. Naar verwachting zal het bestek voor de nieuwe OV concessie in de zomer van 2024 of 2025 op de markt gezet worden. Wanneer in dat bestek staat dat de trolley gecontinueerd moet worden kan dit risico komen te vervallen. De gemeente Arnhem zal bij de provincie pleiten voor continuering.

Werk en Inkomen

Op BUIG geldt, middels de vangnetregeling, een maximaal eigen risico van 10% (gekoppeld aan de hoogte van het budget). Het maximaal eigen risico bedraagt op basis van het voorlopige BUIG € 11,5 miljoen. Op basis van de begrotingssystematiek BUIG van Arnhem wordt voorgesteld in de exploitatie rekening te houden met een tekort van € 6,8 miljoen. Het verschil tussen het maximale eigen risico en het tekort in de begroting a € 4,7 miljoen is opgenomen.

Het re-integratiebudget staat onder druk. De participatiemiddelen zijn onder andere nodig om de ambitie in de begroting op het gebied van werk te realiseren. Onder andere vanwege rijks ontwikkelingen bestaat het risico dat niet op het juiste moment geld beschikbaar is om in te zetten:
We zijn bezig met een intensivering op beschut werk, maar gaan het aantal volgens de behoefteraming van het rijk (218 beschutte werkplekken) voorlopig niet halen. Op basis van deze behoefteraming 2024 bedraagt het maximale financiële risico circa € 1,7 miljoen. Vanaf 2023 hebben we hier (deels) middelen voor gereserveerd. We lopen financieel risico als het rijk besluit de financiering van beschut werk aan te passen.
- Om de doelstellingen rondom de banenafspraak te halen zal het aantal mensen dat in aanmerking komt voor de banenafspraak de komende jaren toenemen. Het risico is dat ook hiervoor geen ruimte is in het re-integratiebudget. De omvang van het dekkingstekort bij basisbanen is vergelijkbaar met beschut werk. Op dit moment is hiervoor nog geen financiële vertaling gemaakt.
- Door de op 1 januari 2020 in werking getreden Wet Arbeidsmarkt in balans (WAB) bestaat de kans dat de financiële ruimte voor de grote opgave van de verschillende doelgroepen uit de participatiewet steeds kleiner wordt.
- Er zijn landelijk ideeën over het toewerken naar een regionaal sociaal werkbedrijf. Dit kan effect hebben op Scalabor en de roep om invloed vanuit de regio kan dan groter worden.
- De vertaling van HUG naar inzicht in kans op werk en het traject wat daarbij hoort ontbreekt nog. Door monitoring komt steeds meer zicht op nieuwe instroom, maar van het totale bestand ontbreekt nog een groot deel aan inzicht. Het risico op het maken van een goede prognose van zowel kosten als resultaat (op uitstroom) blijft hierdoor lastig.
- Het begrote budget voor re-integratie in 2025 is € 9,6 miljoen. Dat maakt het risico 18% van het totale begrote budget.

Zorg; Jeugd /Jeugdzorg

In de kostenprognose Jeugdzorg die is afgegeven voor de Perspectiefnota 2025, wordt uitgegaan van een einde aan de groei die we met name vanaf de tweede helft van 2022 zien. De vraag is of dit scenario realistisch is, of dat sprake zal zijn van een nog blijvende stijging. Hoewel sprake is van een lichte groei in het aantal kinderen dat een beroep doet op de jeugdzorg, zien we in de afgelopen anderhalf jaar dat per jongere gemiddeld intensievere, zwaardere zorgtrajecten worden ingezet. Tevens komt het verzilveringspercentage van de toegewezen jeugdzorg op een structureel hoger niveau uit dan in voorgaande jaren.
Binnen de Wmo stijgt door toenemende vergrijzing de vraag naar zorg. Hierdoor ontstaan mogelijk capaciteitsproblemen en financiële tekorten. Dit speelt bij zorgvormen als woningaanpassingen en hulpmiddelen, huishoudelijke hulp, vervoer en groepsbegeleiding. Ook bestaat los van de vergrijzingsproblematiek het risico dat het volume van zorg toeneemt.

Gemeenten zijn op basis van landelijke regelgeving verplicht reële tarieven voor wmo- en jeugdzorgvoorzieningen te hanteren. Op het moment vinden er in het zorgveld diverse CAO-verhogingen van personeelssalarissen plaats met een doorwerking naar tarieven. Daarnaast moeten we 'concurreren' met zorgaanbod dat wordt geleverd uit andere wetten en vergoedingen die daarin worden gehanteerd (o.a. Wet Langdurige Zorg), en is er sprake van personeelstekorten waardoor salarissen in de zorg extra kunnen stijgen. Deze ontwikkelingen en factoren kunnen ertoe leiden dat we de zorgtarieven moeten verhogen, hoger dan waar in de begroting rekening mee is gehouden (o.a. via de jaarlijkse indexering).

Jeugd /Jeugdzorg

Het Rijk heeft in het kader van landelijk gemaakte afspraken over de Hervormingsagenda Jeugdzorg voor de komende jaren kortingen ingeboekt op het budget dat gemeenten voor jeugdzorg ontvangen in het Gemeentefonds. Een heel specifieke korting betreft het bedrag van € 511 miljoen dat het Rijk in 2025 in het Gemeentefonds heeft ingeboekt als uitvloeisel van het landelijk coalitie-akkoord Rutte IV. De afspraak die hierover met de VNG is gemaakt dat deze korting niet ten koste zou gaan van gemeenten omdat hiertegenover landelijke aanpassingen in de Jeugdwet zouden staan. Onlangs heeft het demissionair kabinet Rutte IV hiervoor voorstellen gedaan, maar onduidelijk is nog of deze voorstellen door het parlement of door het nieuw te vormen kabinet worden overgenomen en of deze voldoende zijn om deze korting te compenseren. In het algemeen geldt de vraag of de door het Rijk ingeboekte bezuinigingen op het landelijk budget Jeugdzorg realistisch van aard zijn, zowel macro gezien als op het individuele niveau van de gemeente.

Zorg

In de Wet langdurige zorg is een onverwachte hoge instroom van cliënten; er zijn landelijk bestuurlijke afspraken gemaakt om deze instroom terug te dringen. Risico is aanwezig dat de criteria voor instroom Wlz worden aangepast, en een hogere instroom in de Wmo dus hogere lasten voor Beschermd Wonen tot gevolg heeft. 10% van circa € 25 miljoen als risico ingeschat.

Asielzaken

De oorlog in Oekraïne heeft geleid tot een grote vluchtelingenstroom, ook in Nederland. In Arnhem worden tot nu toe ruim 700 vluchtelingen opgevangen door de gemeente op cruiseschepen en in noodopvang in een voormalige school en tijdelijke woonunits. Daarnaast bieden particulieren nog opvang aan circa 200 mensen in Arnhem. Het rijk stelt tijdelijk een normbedrag beschikbaar ter dekking van de dagelijkse kosten die de gemeente maakt in verband met de opvang. Dit bedrag was € 83 per opvangplek per dag, vanaf 2024 is dit € 61 per opvangplek per dag. Het risico bestaat dat de opvang langer duurt of de gemeentelijke kosten hoger zijn dan waarin de tijdelijke regeling voorziet. Het rijk heeft wel aangegeven dat gemeenten de werkelijke kosten vergoed krijgen als in betekenende mate afgeweken wordt van het normbedrag. Daarnaast bestaat het risico dat al aangegane verplichtingen niet vergoed worden na aflopen van de regeling.
De meer indirecte gevolgen van de oorlog, zoals het macro-economisch effect en lange termijn effecten van de vluchtelingenstroom binnen Europa zijn niet nader gekwantificeerd.
Het bedrag is berekend op basis van 4 maanden doorbetalen opvang: € 7,4 miljoen + 50% van de investering van Doorwerthlaan en Marasingel Schuytgraaf € 13,8 miljoen. Uitgegaan van normbedrag 2023, dat zijn de werkelijke kosten naar verwachting ook voor 2024.

Openbare ruimte

Het onderzoek dat is uitgevoerd naar alle lekkages op AC heeft veel gebreken opgeleverd. Er zijn verregaande herstelmaatregelen noodzakelijk en die zijn ook gedeeltelijk uitgevoerd. Het 'slechts' treffen van beheer(s)maatregelen is niet afdoende en kan op de lange termijn naar verwachting ook teveel schade toebrengen aan de levensduur en kwaliteit van het beton. De huidige herstelwerkzaamheden worden nu gemonitord.
Aannemer is intussen gedagvaard. Een 'overzichtelijke' lekkage in de fietsenstalling is voor rekening van de gemeente grotendeels verholpen. Daarnaast lijken ook herstelmaatregelen noodzakelijk te zijn in het gebied wat wordt toegerekend aan de openbare ruimte (kantorenplein) en daarmee ook onder de verantwoordelijkheid van de gemeente ondanks dat ProRail en NS-stations ook nadrukkelijk partij zijn in het verhelpen van de lekkages.

Wonen

Op 16 december 2020 is het facetbestemmingsplan woningsplitsing en verkamering onherroepelijk geworden. Dit bestemmingsplan beperkt de bouw- en gebruiksmogelijkheden van eigenaren. Hierdoor bestaat er een risico op planschadeclaims van eigenaren en andere rechthebbenden. Het verzoek om planschade kan tot vijf jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan worden ingediend (tot eind 2025). Het risico op planschadeclaims is aan de orde voor het gebied (Spijkerkwartier e.o) waarvoor per juli 2019 een Voorbereidingsbesluit gold. Omdat voor de rest van de stad geldt dat het college tijdig kenbaar maakte dat een facetbestemmingsplan in voorbereiding was, konden eigenaren anticiperen op het nieuwe beleid, en is het risico voor het grootste deel van de stad gemitigeerd.

De corporaties en de gemeente hebben in de intentieovereenkomst afspraken gemaakt waardoor over tien jaar naar verwachting een locatie wordt aangewezen waar de woningen permanent naartoe worden verplaatst. Indien na 10 jaar, na inspanning van de corporaties en gemeente, onverhoopt toch geen vervolglocatie(s) is gevonden, wordt indien en voor zover mogelijk aanspraak gemaakt op de Herplaatsingsgarantie van het Rijk. Bij het nemen van het besluit door de corporaties om te investeren in de bouw van deze woningen hebben zij voldoende zekerheid nodig over een minimale duur dat de woningen geëxploiteerd kunnen worden. De gemeente zegt daarom in de intentieovereenkomst toe dat op minimaal één van de mogelijke vervangende locaties herplaatsing mogelijk wordt gemaakt. Als dit, tegen de verwachting in en ondanks inspanningen van alle partijen, niet lukt, dan is de gemeente aansprakelijk voor de schade die de corporaties dan lijden. Het gaat daarbij om de investeringskosten van de woningen voor zover nog niet terugverdiend uit de verhuur en verkoop aan derden. Indien de corporaties geen of niet voldoende inspanning hebben geleverd voor het vinden van eigen locaties, dan dragen de corporaties 50% van dit risico. De kans is zeer klein dat het risico zich voordoet, maar het heeft wel een grote omvang (tot circa
€ 10 miljoen).

Deze pagina is gebouwd op 04/24/2024 13:47:11 met de export van 04/24/2024 13:23:29